het woord abracadabra als illustratie van kerkjargon

Kerkjargon

In de kerk van mijn jeugd gebeurde zowat iedere zondag hetzelfde. Vóórdat de diakenen met hun collectezakken rondgingen, werd afgekondigd dat ‘de eerste rondgang’ bestemd was voor ’de kerkelijke kassen’. Ik heb me als kind vele kerkdiensten lang over zulk kerkjargon verwonderd.

Natuurlijk, ik was een enigszins wonderlijk kind. De kinderoppas was me een keer slecht bekomen, naar de kindernevendienst wilde ik ook niet. Daarom zat ik vanaf mijn vroegste herinneringen hele diensten in de kerkbank. Misschien dacht ik daarom langer en beter na over wat ik zag, dan andere kinderen. Dus óók, over die wonderlijke woorden die opklonken, waarna steevast enkele diakenen opstonden.

Rondgang‘. Thuis hadden we óók een ´gang´, maar die was vierkant. Er zaten drie deuren in: voordeur, woonkamerdeur, toilet-deur. Nu, zei de dominee, gingen deze twee mannen óók naar een gang. Maar géén vierkante! Nee, een ronde: de ‘rondgang’. Dáárom, zo stelde ik mij  als kind voor, verdwenen ze ook even uit beeld. Ze waren natuurlijk één van die deuren door, de gang op. En straks kwamen ze weer terug. Met hun zwarte zakje, waar je een stukje papier in gooide waarvan mama zei dat het geld was (´collectebon´ was ook een magisch woord, maar dat is een verhaal apart).

En dan: ‘Kerkelijke kassen’. Die woordcombinatie prikkelde nóg meer de fantasie. Op school had juf verteld, dat boeren in kassen groentes kweekten. Rond onze woonplaats kon je ze ook zien staan: kassen vol, gevuld met komkommers of paprika’s. Blijkbaar had onze kerk óók behoefte aan goed voedsel. En daarom had ze zélf ook kassen vol komkommers, en paprika’s. Wie geld in het zakje van die zwartgejaste meneer deed, voor de ‘kerkelijke kassen’, kreeg vast óók zo’n kerkelijke paprika! Uiteraard. Logisch.

‘Toen ik nog een kind was, dacht ik nog als een kind’. Door mijn kinderlogica streek ik feilloos de christelijke abracadabra van de voorganger glad. Maar met de jaren nam mijn moeite met kerkjargon toe. Ik heb er nooit goed aan kunnen wennen. Zelfs niet nu ik zelf predikant ben.
Regelmatig aten afkondigingen in gastgemeentes mijn tenen krommen. In de eerste alinea’s van de eredienst, tijdens de mededelingen van een kerkenraadslid, valt vaak veel kerkjargon: ‘de scriba’, ‘nabetrachting’, ‘consistorie’, ‘kerkvoogdij’. Ik denk dan terug aan kerkdiensten uit mijn jeugd: wat zou ik daarvan gemaakt hebben?
En nu ik predikant mag zijn, denk ik op zo’n moment óók aan de ‘kinderen’ in dié dienst, de zuigelingen in het geloof. Die buurman die zuster X vanmorgen meenam, de niet-gelovige vriend van jongere Y, de jongere Z die nooit komt – maar er nu wel zit. Wat zouden zij zich voorstellen bij dat kerkjargon?

Missionair gemeente-zijn begint bij jezelf. En dan vooral: bij het kind in jezelf. Want geloven als een kind, is geloven met de eenvoudige maar diepe taal die Jezus ons geleerd heeft. ‘Met de stemmen van kinderen en zuigelingen bouwt U een macht op, tegen uw vijanden.’ (Psalm 8:3a)

Dit vind je misschien ook interessant...