Een intredepreek kent een heel eigen dynamiek. Dat begint al bij de voorbereiding: bij de bevestiging in een gemeente zal de intredepreek meestal geschreven moeten worden terwijl de studeerkamer gevuld is met verhuisdozen. De rommel in huis verbeeldt vaak tegelijkertijd de onrust in het hoofd van de voorganger. Nog terwijl je afscheid neemt van enkele honderden gemeenteleden, denk je al na over de begroeting van enkele honderden ándere gemeenteleden.
In die onrustige momenten kan de intredepreek gemakkelijk ten prooi vallen aan het ‘volle-worst-syndroom’. De vele indrukken die de prediker tijdens het intense proces van beroepen worden, afscheid nemen en verhuizen opdeed, zorgen er dan onwillekeurig voor dat de eerste preek als (wijk-)predikant van de eerste gemeente óók weinig geconcentreerd wordt. De intredepreek wordt dan een halfslachtige meditatie zonder echte hoofdlijn.
Of – kwalijker nog – een campagnepraatje, of een stokpaardjestentoonstelling. Prof. K. Dijk schreef in 1955 al: “Er liggen vooral bij de intrede en het afscheid veel gevaren aan de deuren van studeerkamers en preekstoelen. Eerst dit gevaar, dat de betrokken predikant teveel persoonlijk wordt en de boodschap Gods teveel naar achteren geschoven wordt. Dan, dat de komende predikant teveel programmatisch preekt en de scheidende te weemoedig of met teveel rancune.” (De dienst der prediking, 387). Zinnig is ook de toevoeging van Dijk dat het niet zonder gevaar is allerlei ‘is-gelijk-tekens’ te zetten tussen Bijbelteksten en de context van de intrede.
Daarom is één advies op z’n plaats: kies één invalshoek voor de intredepreek. Probeer niet in één eerste preek alle theologie, voornemens of actualiteiten te persen. Zie die preek ook niet als ‘je eerste indruk’ die nooit meer over gedaan kan worden. Leg gewoon vrijmoedig de Bijbel uit, zoals je dat altijd doet – en zoals je het ook op deze nieuwe standplaats in de komende jaren mag gaan doen. Houd het eenvoudig en kort. Je hebt nog honderden keren om méér te vertellen.
Invalshoeken voor de intredepreek zijn met name te vinden in:
– de tijd van het kerkelijk jaar
– bijbelteksten of bijbelse hoofdgedachten die een rol spelen in het beleidsplan van de ‘nieuwe’ gemeente
– bijbelteksten of bijbelse hoofdgedachten die een rol speelden in het beroepingsproces
– bijbelteksten die spreken van gelovig leiderschap (Mozes, Paulus) of over de zegeningen en verantwoordelijkheden van het ambt (pastorale brieven)
– bijbelteksten die juist de nadruk leggen op de verantwoordelijkheid van élk gemeentelid voor kerk en samenleving (ambt van alle gelovigen, discipelschap)
Hoe bijzonder de context van een intrededienst ook is, toch geldt voor de prediking daarin de basisregel die voor élke preek geldt: wie dicht bij de tekst blijft, zal ook dicht bij de hoorder – inclusief zichzelf – kunnen komen.
Dit blog verscheen eerder op PreekWijzer.nl.