De Protestantse Kerk in Nederland heeft slechts 562 belijdende leden onder de twintig jaar. …Als belijdenis losgekoppeld wordt van het lidmaatschap van de [plaatselijke] kerk, kan dit jongeren mogelijk over de streep trekken.
Er zijn in de Protestantse Kerk in Nederland 259.006 mensen onder de twintig jaar. Van hen hebben er slechts 562 belijdenis gedaan. Dominee Arjan Berensen vroeg zich op Twitter af waar dit lage cijfer in zijn kerk vandaan komt. Hij vindt dat jeugdorganisaties JOP Jong Protestant en HGJB een actieplan moeten maken om het aantal (jong) belijdende leden op te krikken.
Herman van Wijngaarden van de HGJB vindt dit idee ‘sympathiek’, maar zijn organisatie gaat daar vooralsnog niet mee bezig. ‘Het is allemaal niet zo maakbaar’, waarschuwt hij. ‘Nieuw catechesemateriaal X of Y gaat dit probleem niet oplossen.’
Wel is hij bekend met het probleem van jongeren die aarzelen voor ze zich via openbare geloofsbelijdenis aan een kerk binden. ‘Vorige week was ik in een redelijk kleine gemeente’, vertelt Van Wijngaarden. ‘Daar is een aparte groep voor jongeren die te oud zijn voor catechisatie, maar die nog geen belijdenis hebben gedaan. Ze willen die groep vasthouden. Er waren vijfentwintig jongeren aanwezig, die vertelden dat ze regelmatig de Bijbel lezen. Het is dus geen gebrek aan geloof dat hen verhindert belijdenis te doen.’
vergrijzende kerk
Het lage aantal belijdende leden onder de twintig verbaast Van Wijngaarden. ‘Dat moeten er toch duizenden meer zijn?’, verwoordt hij zijn aanvankelijke twijfel bij dit cijfer. De Statistische Jaarbrief die de Protestantse Kerk in juni publiceerde, laat zien dat dit aantal is gedaald van 670 in 2007 naar 562 nu. De daling van het totaal aantal leden onder de twintig jaar is echter nog veel sterker: van 380.462 in 2007 naar 259.006 dit jaar.
De statistieken laten zien dat de PKN een vergrijzende kerk is. Het aantal leden onder de 65 is de laatste tien jaar fors gedaald, terwijl het aantal 65-plussers juist toeneemt. Positief bekeken: bij mensen onder de twintig is het aandeel van de belijdende leden op het totaal aantal leden in die leeftijdsgroep de laatste tien jaar licht gestegen.
Nelleke Quist, specialist catechese van JOP, stelt vast dat catechese onder druk staat. ‘Sinds 2007 staat dit onderwerp op de agenda van de synode’, vertelt ze. ‘Toen verscheen de eerste notitie hierover, met als insteek dat je je hele leven leerling van Christus bent. Je stopt na je belijdenis niet met leren.’
Berensen stelt voor om jongeren eerder belijdenis te laten doen en om dit los te koppelen van de keuze om je te verbinden aan de [plaatselijke, APB] kerk. Quist is het hiermee eens: ‘Jongeren maken vaak al tussen tien en twaalf jaar een persoonlijke keuze om te geloven. Ze kiezen echter niet meer voor een instituut.’
‘Belijdenis doen is een heel belangrijk moment, ongeacht de leeftijd waarop je het doet’, zegt Quist. Ze wil ook relativeren: ‘Belijdenis doen is geen garantie dat jongeren ook later gelovig blijven of dat ze zich aan de kerk zullen binden. Kerkmuren interesseren hen niet meer. De vraag is ook waarom je belijdenis zou moeten doen. Kinderen mogen vaak al deelnemen aan het avondmaal en horen er helemaal bij.’
De vraag rond het doen van belijdenis komt steeds vaker om praktische redenen op. ‘Bijvoorbeeld als mensen kinderen krijgen en die willen dopen’, vertelt Quist. ‘Of als ze worden gevraagd voor de kerkenraad. Dan zijn ze soms al veertig of vijftig jaar en besluiten ze dan pas om belijdenis te doen.’
Wie wacht met belijdenis doen, gaat daar steeds meer tegenaan hikken, stelt Berensen. Diverse dominees pleitten op Twitter voor geloofsbelijdenis doen op jongere leeftijd, zonder verdere verplichtingen richting de kerk – zoals rooms-katholieken dat ook doen met het vormsel.
Of het actieplan dat Berensen wenst er ook komt, is onzeker. Zijn boodschap is in ieder geval duidelijk overgekomen.
Nelleke Quist laat weten dat ze de levendige Twitterdiscussie heeft gevolgd. Ook Vincenza La Porta, manager Ondersteuning Gemeenten bij de PKN, twittert dat ze ‘aan het meelezen’ is.
Dit artikel is eerder gepubliceerd in het Nederlands Dagblad.