Ik zit in de trein tussen Zwolle en Kampen. Op een vroege ochtend sla ik vlug een boek open. Een oudere dame aan de overkant volgt me nauwkeurig. Ik lees, maar zie geen letters. Een bril verschijnt over de rand van het boek.
Het treintje is een slome boemel. Maar het gesprek dat ik ga voeren, verloopt in sneltreinvaart. Is er hoop voor de toekomst van de kerk?
Over de rand van het boek verschijnt het gezicht van de oude dame. ‘Zeker theologiestudent?’, vraagt ze. ‘Ja, hoezo?’ – ‘Je leest in een Bijbel. Alle jongemannen met bijbels in deze trein zijn altijd theologiestudenten.’ Het boek zakt op mijn schoot. We raken aan de praat. Veel tijd hebben we niet: de rit duurt slechts 10 minuten.
Maar voor haar is het voldoende: in sneltreinvaart komen 82 levensjaren voorbij. Ze vertelt, hoe ze de kerk van haar jeugd heeft zien instorten.
Zij deelt met me, hoe kinderen en kleinkinderen weinig van God of geloof willen weten. Als de trein tot stilstand komt, staakt ook zij haar monoloog:
‘Jongeman, het is moedig dat je in de kerk wilt gaan werken. Maar ik geef het je op een briefje: het is een hopeloos verloren zaak.’ Ze wacht niet op antwoord en vertrekt.
Al je idealen
Daar sta je dan, op Kampen Centraal Station, met al je idealen! Vaak heb ik de 82-jarige en haar twijfel teruggedacht. Even vaak stelde ik mij voor, dat Kampen geen eind- maar een tussenstation was geweest. Dan had ik misschien tijd en ruimte gehad om mijn dromen, mijn verlangens, mijn geloof met haar te delen.
Zeker had ik haar verteld, dat haar pijn een andere was dan de mijne.
Ik ben geboren in de generatie die niet beter weet dan dat niet iedere Nederlander ook kerkganger of christen is. Ik ben getogen met kritische vragen, met pessimisme over de kerk, en zélfs met het soms ongegeneerd smijten van pek en veren richting christenen.
En toch. Toch geloof ik nog in die ‘hopeloos verloren’ gewaande kerk van haar. Zo verschilden wij: zij zag in de kerk een puinhoop. Ik zag in de kerk een kwetsbaar hoopje stenen waarmee iets je iets prachtigs zou kunnen bouwen. Ik had ongetwijfeld meer woorden nodig gehad dan zij. Maar we zouden elkaar vast gevonden hebben, als ik haar had verteld over wat ik onlangs in de Bijbel las over Nehemia en de puinhopen van Jeruzalem. Jammer genoeg kwam het niet zo ver.
Doorgaand spoor
In die jaren eindigde elk spoor op kopstation Kampen. Maar er is iets veranderd. Er loopt tegenwoordig een spoorlijn van Kampen via Dronten en Lelystad naar Amsterdam. Ik mocht predikant worden, en heb sindsdien
alle tijd van de wereld om met mensen onderweg te zijn.
Het is een wonderlijk voorrecht reisgenoot te zijn, om samen met anderen op het spoor van Jezus Christus gezet te worden. Als predikant kom je van alles en iedereen tegen: de hangjeugd op het balkonnetje tussen twee treinstellen,eersteklas gelovigen met een zekere bestemming, onrustige pendelaars tussen kerk en kroeg. Soms zien mensen je aan voor conducteur – alsof het de predikant erom gaat, je te controleren. Anderen verwarren je nog wel eens met de machinist – alsof de dominee de beroepsgelovige is
die plaatsvervangend de levensreis van anderen veiligstellen kan. Die dingen laat ik aan een Ander over, aan de enige ware Leidsman.
Ik heb slechts één taak: ik zoek anderen op, en rond mijn Bijbel raken we aan de praat. Over God, over de kerk, over onze levensreis en onze bestemming. De reis duurt nu al vele jaren en het gaat allemaal in sneltreinvaart: bijna 100 dopelingen, tientallen belijdeniscatechisanten, 80 begrafenissen, ontelbaar veel vergaderingen en bezoeken.
Hopeloos verloren?
Ik heb het nooit zo gezien, en ik zie het nog niet: die ´hopeloos verloren kerk´. Zeker: bepaalde vórmen zijn hopeloos verloren. Voor mij en mijn generatie is het niet meer dan logisch dat kerkmensen in onze tijd moeten leren onderscheiden tussen bagage en ballast. Maar zulke processen zie ik niet als teken van ‘hopeloosheid’; het is eerder een gedwongen concentratie op wat écht wezenlijk is.
Dat écht wezenlijke is voor mij het geloofsgesprek over de kern van het christelijk geloof: Jezus, de Opgestane Heer. Waar reisgenoten met elkaar in gesprek blijven over dat Ene nodige, dáár is toekomst voor de kerk. Maar waar zij teleurgesteld vroegtijdig uitstappen, dáár is de kerk inderdaad pas écht verloren. Goede reis!
Deze column werd eerder geplaatst in ‘Christelijk Weekblad, later CW-Opinie, nu: het Goede leven’.