Voor een zangdienst schreef ik een brief aan Petrus. De brief bestaat uit vijf deeltjes, elk passend bij een bijbeltekst over Petrus. Als jij Petrus een brief zou schrijven, wat zou jij hem dan te zeggen hebben?
Jezus zei: ‘Kom, volg mij, ik zal van jullie vissers van mensen maken.’ (Matteüs 4:19)
Beste Petrus,
We kennen elkaar niet persoonlijk -,
en toch voelt het van wel.
Op een dag zei Jezus tegen jou:
‘Kom, volg mij.’
Dat gebeurde zó maar,
op een willekeurige werkdag.
Je deed gewoon je ding:
vissen, aan het meer, zoals altijd.
Blijkbaar wist Jezus dat.
De tijd, de plek, je werk -,
zelfs je naam,
niets was voor Hem verborgen.
Je hoorde Zijn stem voor het eerst.
Toch klonk het vertrouwd.
Alsof het heel normaal was:
op een werkdag je werk laten liggen.
Alles uit handen laten vallen.
Want de Meester is daar, en Hij roept je.
~
Petrus,
ik heb de Heer niet op kantoor gezien.
Maar ooit hoorde ik voor het eerst Zijn stem:
‘kom, volg Mij’.
Hij riep niet alleen jou,
niet alleen jouw broer Andreas,
niet alleen die andere twee broers:
Jakobus, Johannes.
Niet alleen die elf mannen,
toen en daar.
Alle eeuwen door is Jezus blijven roepen:
met miljoenen, miljarden tegelijk.
Wie had dat gedacht, Petrus?
Als eerste riep Hij jouw naam.
Maar na jou is nooit meer gestopt
mensen bij name te roepen.
Twintig eeuwen later,
tientallen landsgrenzen verder –
roept Hij ook mij bij naam.
Hij wist ook mij te vinden.
~
Petrus,
zonder ook maar één woord te zeggen
gaf jij antwoord op Jezus’ opdracht.
Je liet alles uit je handen vallen.
Voor Hem,
de Heer die je riep.
Laat mij bij ook zo zijn:
onbevangen, puur,
vol van de eerste liefde.
Zonder woorden
veelzeggend
gehoorzaam…
Maar toen Petrus voelde hoe sterk de wind was, werd hij bang (Mattëus 14:30a).
Zeg, Petrus,
Dit is óók zo’n moment dat ik herken.
Het was nacht,
het stormde,
en jij twijfelde aan alles.
Vanuit je ooghoeken
dacht je een glimp van Jezus op te vangen -,
maar zéker was je er niet van.
Natuurlijk –
je had het kunnen raden.
Dat Hij het wél was.
Zo was het toch
vanaf het allereerste moment gegaan:
opeens dook Jezus op langs dat meer.
Je had Hem niet verwacht.
Je had Hem niet uitgenodigd.
Toch klonk Zijn stem.
En jij was met Hem meegegaan.
Het was gaan voelen
alsof het nooit anders geweest was:
Jezus en jij,
met elke voetstap
in gelijke tred.
~
Maar dat was toen het nog géén nacht was.
Toen er geen storm was.
Dan is meelopen met Jezus simpel.
Maar als het spookt onderweg -,
dan weet je niet wat je ziet.
Dan weet je niet of Hij je weer vinden zal.
In die nacht, Petrus, leerde jij
dat het tóch Jezus was,
die aan de rand van je blikveld stond.
Door het donker,
door de wind,
door de regen –
desnoods over het water,
maar dichterbij komen zál Hij.
Zo is Hij: zo vaak dichterbij dan je verwacht.
Bedankt, Petrus,
dat je mij eraan herinnert
dat er geen plek is waar Jezus mij niet weet te vinden.
Dat er geen nacht is
waar Hij niet het Licht voor me is.
Geen storm
waarin Hij het Anker niet is.
Die hand van de Heer
die me bij de kraag pakt:
sterk en liefdevol tegelijk,
die uitgestoken hand is onze redding.
‘U bent de messias, de Zoon van de levende God,’
antwoordde Simon Petrus (Mattëus 16:16).
Petrus,
als ik aan jou denk,
schieten mij woorden te binnen.
Het zijn woorden waar ik van houd,
onstuimig,
onbedaarlijk of
onbevangen.
Soms praat jij eerst,
om erna pas na te denken
over wat je net hebt gezegd.
Soms handel jij eerst,
om pas later te beseffen
waar je nu eigenlijk aan vast zit.
Nogal wat geloofsgenoten
hebben jou, Petrus,
daarom de afgelopen eeuwen bekritiseerd.
Je noemden je ‘impulsief’,
‘activistisch’,
‘niet weinig dogmatisch’,
of dat soort woorden allemaal.
Zelfs je collega Paulus
was niet altijd blij met je.
Véél te veel een wervelwind…
~
Maar ik, Petrus, vind
dat nu juist z’n charme hebben.
Je kan zo ontwapend puur zijn.
Toen Christus vroeg wie Hij volgens jou was,
aarzelde je geen seconde:
U bent de Messias, de Zoon van de Levende God.
Dat was nogal een uitspraak,
in jouw dagen,
toen velen aan Jezus’ Messiasschap twijfelden.
Maar onstuimig,
onbedaarlijk of
onbevangen -,
jij zei waar het volgens jou op stond:
‘Jezus Christus is Heer,
de Redder van wie Hem zoekt.’
~
Wat heeft het je gedaan, Petrus,
hoe de Heer daarop reageerde?
‘Jij bent Petrus,
de rots waarop Ik bouwen kan’.
Ik zou er tranen van in ogen hebben gekregen.
Jezus ziet het:
die pure, eerlijke hartstocht.
Voor wie Hij is.
En dat is voor Hem duizend keer belangrijker
dan alle correcte dogmatische antwoorden,
of eindeloze lesjes theologie.
Dan liever, Petrus,
dat laaiende enthousiasme van jou:
dáár kan Jezus mee werken.
Hij bouwde er zelfs een kerk op:
twintig eeuwen ver en
miljarden mensen wijd.
En zelfs als dat laaiende enthousiasme
soms hopeloos uit de bocht vliegt- ,
dan nóg,
zolang liefde puur en echt is,
is het genoeg.
Waar onstuimig,
onbedaarlijk
onbevangen
van Jezus gehouden wordt,
daar woont de Heer,
om er aan het werk te gaan.
En opnieuw ontkende Petrus en zwoer: ‘Echt, ik ken de man niet!’ (Mattëus 26:72)
Petrus, mijn brief aan jou
begint al lang te worden.
We kennen elkaar ook goed.
Een theoloog uit onze tijd
heeft gezegd
dat elk mens een gat in zijn hart heeft.
‘Het is een God-vormig gat’,
schrijft hij daarover,
‘een gat in de vorm van God’.
Oftewel –
alleen God maakt je compleet.
Zonder Hem blijf je een incomplete puzzel.
Onvolmaakt.
On-af.
Doelloos.
Dat klinkt niet aantrekkelijk.
En toch –
vaak denken we zonder God beter af te zijn.
~
Toen het jou te heet werd onder je voeten,
ontkende je keihard
dat je bij Jezus hoorde.
Petrus, we zijn te goede vrienden
om jou daarvoor te willen veroordelen.
Bovendien: ik ben niet veel anders.
Niet dat ik ooit heb gezegd
dat ik de Heer niet ken.
Maar ik heb wel eens gedaan alsof ik Hem niet ken.
Dat gat in m’n hart
vulde ik liever met andere dingen:
gezien worden door medemensen,
uitblinken in het werk.
Ik reik hoger, ik ga dieper –
meer en meer,
verder dan ooit,
sneller werken, harder vechten.
~
Maar net als jij in die nacht, Petrus,
ontdek ik vroeg of laat steeds hetzelfde.
Die ontdekking is dat
dat in dat gat in je hart
volmaakt de liefde van Jezus past.
Geen van beiden kunnen we het ontkennen, Petrus:
onze levens zijn incompleet zonder Hem.
Dat ene puzzelstuk,
dat het plaatje compleet maakt,
dat duidelijk maakt waar je leven over gaat:
het is Jezus Christus.
Het is Hem,
die in die nacht
dat jij Hem niet nodig dacht te hebben,
al onderweg was
al Zijn liefde in te zetten,
zodat jouw hart ‘heel’ zou worden.
Daarna zei Jezus [tegen Petrus]: ‘Volg mij.’ (Johannes 21:19b)
Ja, Petrus,
de cirkel is rond.
Nadat de Heer is opgestaan,
geeft Hij dezelfde opdracht
als waar alles mee begon:
‘Kom, volg mij.’
Het raakte mij
dat dat precies dezelfde woorden zijn.
Je was al jarenlang Jezus’ leerling geweest.
Het was zogezegd
een voltijdsopleiding geweest:
voortdurend was je bij Jezus geweest.
Al Zijn preken had je gehoord,
al Zijn wonderen gezien,
al Zijn voetstappen gevolgd.
Toch gaf de Heer Jezus jou
aan het eind van de opleiding
die opdracht voor beginners: Kom, volg mij.
Het klinkt eenvoudig,
en misschien is dat het ook wel:
kinderspel.
Gewoon gaan,
gehoorzaam op pad gaan,
in het vertrouwen dat Jezus de weg weet.
Maar in het leven met Jezus, Petrus,
zijn de meest eenvoudige dingen
het allermoeilijkst.
En de Heer weet dat,
vandaar opnieuw die allereerste opdracht.
Daar begint en eindigt alles mee:
erop blijven vertrouwen
dat Jezus Christus leeft,
erop blijven hopen dat je Hem zult ontmoeten.
Was dát, Petrus, niet het ontzaglijke wonder van Pasen?
Jij dacht dat je de Heer kwijt was.
Dat je Hem nooit meer zou zien.
Tegen je oud-medeleerlingen zei je:
‘Ik ga weer vissen’.
Terug wilde je, terug naar af,
naar de tijd zonder Jezus.
Maar Hij ontbreekt je opnieuw
zodra jij je werk wilde gaan doen.
Met dezelfde opdracht als in het begin: Kom, volg Mij.
Jij dacht dat Jezus’ werk voorbij was.
In werkelijkheid begon het net opnieuw.
Petrus, in de leerschool van Christus
blijven wij eeuwige beginners.
Want wij zijn hardleers.
Vaak vrezen wij dat de Heer weg is:
verdwenen, voorgoed uit ons blikveld.
Maar zoals Hij die Paasmorgen jou verraste,
zo verbaast Hij ook mij steeds weer.
Opeens is Hij daar weer: levend en wel,
sprekend Zijn Vader,
om dat te zeggen,
wat Hij altijd heeft gezegd:
Houd je vast aan mij
tot het licht wordt..
wat ook komt,
Ik zal er zijn.
Petrus, bedankt dat ik je kon schrijven.
Tot de dag dat we elkaar spreken
zal ik jouw brieven aan mij blijven lezen.
Hartelijke groet,
Arjan Berensen